We proeven verticaal: dezelfde wijn van verschillende jaren.
En we gaan een flink stuk terug in de tijd, zal blijken. Maar eerst een
indrinker: de Blanc de Noirs, een mousserende Spätburgunder van
Heymann-Löwenstein. Die valt niet bij iedereen in de smaak, na 6 jaar ‘sur
lattes’ te hebben gelegen. De wijn heeft vrij veel kleur, een vuursteenneus,
een zoetje, is wat olieachtig, met een hint van iets bloemigs. Willem-Jan
proeft salmiak en veel bitters.
We beginnen met drie jaargangen, niet te ver uit elkaar volgens
Eric, van een en dezelfde rode wijn. De druivenmix en de foto van een vrai château
op Eric’s PowerPoint suggereren Bordeaux. Dat blijkt het ook te zijn: drie
jaargangen van Cantemerle, het château dat als allerlaatste werd toegevoegd,
als 5e Grand Cru Classé, aan de classificatie van 1855. De reden: de
wijnen werden destijds voornamelijk rechtstreeks aan Nederlandse wijndrinkers
verkocht en de negociants hadden hier geen weet van. Deze Nederlander heeft
anno 2018 wel wat moeite met de wijnen: de wijnen zijn streng. “Te jong,”
oordeelt menigeen, zeker als duidelijk wordt dat de middelste wijn in de serie
(de 2006) wordt geflankeerd door de 2010 en de 2009. Ik ben het er niet mee eens:
2009 en 2010 zijn topjaren en dat betekent in het geval van Cantemerle dat er
anno 2017 zeker fun aan deze wijnen te beleven moet zijn. Dat de Latours en de Montroses
van deze wereld misschien nog niet helemaal klaar zijn, is een ander verhaal.
In het kader van het verticale thema: de 2006 heeft duidelijk al een wat verder
ontwikkelde kleur, de wijn mist het mooie kersenfruit wat in de neus van de
2010 zit. De ’06 en de ’09 hebben ook wat paprika, voor mij altijd een teken
toch van iets onrijps, waar ik geen fan van ben. Maar gelukkig zijn er proevers
die daar minder gevoelig voor zijn, en de wijnen kunnen waarderen. Soit / Honi
soit qui mal y pense (doorstrepen wat voor u niet van toepassing is)
De volgende serie is er een van maar liefst 6 wijnen. Minder
kleur, en meer dakpannenrood en bruin dan de Cantemerles. Dat doet Toos al snel
denken aan nebbiolo, de serie blijkt inderdaad de Barolo van de Marchesi di
Barolo te zijn. Maar wat zijn toch de jaartallen? En wat is de volgorde qua
leeftijd? De eerste is de jongste, daar zijn we het wel over eens. Een lekkere
neus, met rijp rood fruit (framboos), wat hout, een sappige aanzet,wat stoffig
dan, rul, wat warm-alcoholisch in de lange afdronk, dat wel, voor mij met
afstand de beste van de serie. Na wat over en weer gepraat lijkt het merendeel
der proevers te denken dat de wijnen op volgorde van ouderdom staan, en dat
klopt. De tweede wijn is net niet helemaal zuiver en verschillende proevers uiten
hun vermoedens van kurk. Jammer, want (zo blijkt later) de wijn komt uit een topjaar
- wélk jaar laat ik spanningsboogtechnisch nog even in het midden - dat zich
langzaam ontwikkelt volgens zowel Parker als Robinson. Wellicht dat de wijn ondanks
het toefje kurk nog best te drinken is. Iets dergelijk geldt ook voor de derde
wijn, “fris en sappig” volgens Berry, die een interessante theeneus heeft en mede
daardoor voor mij elegant overkomt, ondanks dat er ook iets inzit dat aan een
versterkte en oxidatief opgevoede wijn doet denken. Een cadeautje was ’t ooit,
blijkens een opschrift op de fles. Daarna wordt het voor mij toch echt minder. De
vierde wijn springt er uit voor Annemiek, maar niet in positieve zin; met de notige,
“sherryachtige” tonen is van deze wijn het beste inderdaad wel van af. Wijn
vijf neigt naar oranje en heeft een stoffige neus. Claartje mist net als ik het
fruit, benoemt wel drop en de droge tannine. De laatste, en dus oudste wijn,
valt bij de meeste proevers niet zó maar een beetje, maar enorm in de smaak.
Het is een van Eric’s hartendiefjes; ook andere leden worden lyrisch. Al dan
niet gebrande caramel wordt verschillende malen genoemd, “P.X.”, maar ook maggi
en bouillon (voor mij niet per se positieve proefnotities). Hans H. en ik schrijven
vanavond het minority report: we hebben het er moeilijk mee, niet alleen met
deze laatste wijn, maar met de hele serie met uitzondering van de eerste wijn –
die de 2010 blijkt te zijn. De
jaartallen, vanaf wijn 2: 1989, 1976, 1974-1975 (niet zeker), ergens tussen 1964
en 1968, en last but not least: de 1955. (Van twee flessen ontbreken
jaartalaanduidingen, en de inschatting is die van de producent op basis van de
door Eric gestuurde foto’s en productienummers op de halslabels.)
Stefan Erbes |
We sluiten af met een serie van 3 Rieslings. Lekkere Riesling,
van Erbes uit Ürzig – we proeven de Würzgarten Auslese **. De eerste duidelijk
de jongste met de op die leeftijd nog zo kenmerkende, in dit geval ook
beschaafde citrusneus. Het zoet en het zuur volgen snel, en in bijkans perfecte
balans. Kritisch geproefd zou je zelfs kunnen zeggen dat een pietsie minder
fris ook wel zou had gemogen, maar haters van zoete wijn moeten dit maar eens
proeven en dan durven zeggen dat de wijn ‘te zoet’ is ... (#1: 2015). De tweede
wijn, uit 2011 heeft diezelfde mooie klassiek Duitse zoet-zuurbalans, maar een
veel meer goed ontwikkelde neus, het fruit meer op de achtergrond, petrol,
Willem-Jan heeft ’t zelfs over retsina en harstonen; een mooi glas en Eric’s hartendiefje. Bij de 2004 wordt getwijfeld over de zuiverheid van de
wijn, ik kan er geen echte fout in zien, maar de wijn heeft zeker wat tertiaire
Rieslingaroma’s; moet je van houden. Alle drie de wijnen krijgen van Peter 90+
punten.
Wat hebben we geleerd? Smaken verschillen. De geleerde les
zal daarmee ook voor iedereen anders zijn. Wat is “te jong”? Moet er fruit, mág
er paprika in Bordeaux? Wat is de waarde van een topjaar? Kan Barolo ouderen? Aan
vragen geen gebrek; eenduidige antwoorden worden nochtans zelden
gegeven, in dees'
wondere wijn-wereld.
Verslag en proefnotities Rob van Ginneken
Geen opmerkingen:
Een reactie posten